Twaalf gillende biggen
Kibbelend lopen we richting de auto als we Thomas uit school
hebben opgehaald. Ik mopperend op Vera, die al de hele middag op miraculeuze
wijze ernstig verstopte oren lijkt te hebben, en Vera gillend naar Thomas dat “zij
als eerste bij de auto wil zijn”, waarop Thomas uiteraard luidkeels krijsend zijn
verweer inzet. He bah, denk ik, hier heb ik dus totaal geen zin in, zo wil ik
mijn weekend niet beginnen. Ik kijk omhoog en zie donkere wolken, waarachter de
zon voorzichtig omhoog piept, en besluit het erop te wagen: om te voorkomen dat
het huis straks te klein is voor ons collectief gechagrijn, gaan we lekker
uitrazen op de kinderboerderij.
Dat idee zorgt direct voor een verbetering van de sfeer,
hoewel in de auto het één en ander nog eventjes na suddert. Ter plaatse aangekomen
breekt de zon echter goed door en stormen Vera en Thomas uitgelaten de auto
uit. Eerst de speeltuin onveilig maken. Eensgezind klimmen ze samen de hoogste
glijbaan op, waarna ze even later gezamenlijk naar beneden komen zoeven. Op
elkaars schoot gekropen schommelen ze, gierend van het lachen, tot ze niet meer
hoger kunnen. Hand in hand bedwingen ze een evenwichtsbalk, en hoewel Thomas er
na twee pasjes alweer naast staat, blijft Vera hem bemoedigend toespreken.
Natuurlijk is er ook discussie, over “ík wil nu” en andere futiliteiten. Maar één
keer mijn galmend “omstebeurt” laten klinken lijkt nu al voldoende om het samen
op te kunnen lossen. De buitenlucht geeft ruimte. Letterlijk, maar ook in hun
hoofd. Ruimte om samen te spelen en samen te delen.
Na de speeltuin zijn de dieren aan de beurt. Aandachtig
worden ze één voor één door Vera en Thomas bekeken. Vooral de biggetjes zijn in
trek. Twaalf roze beestjes, twee maanden oud, ik schat ze een kilo of tien per
stuk. Onverwachts schiet één van de biggen door de kleine opening in het hok
naar mama varken toe. Onmiddellijk volgen de elf broertjes en zusjes hem (of
haar?). Luid knorrend werpen ze hun moeder omver, het is tijd om te drinken.
Lijdzaam draait mama varken op haar zij. De biggen zijn inmiddels in alle
staten en vechten oorverdovend krijsend om een tepel, waarbij ze ongegeneerd over
elkaar en moederlief heen klimmen en klauteren. Na veel gedraai en geduw lijkt
iedereen z’n plekje te hebben gevonden. Mama varken ondergaat het geheel met
een imposante kalmte.
Onder de indruk kijken we naar dit bijzondere schouwspel.
Zoiets hebben Vera en Thomas nog nooit gezien. Ze herkennen zichzelf wel onmiddellijk
in het volume wat de biggen produceren, en proberen uiteraard direct om dit zo
goed mogelijk na te bootsen. Ik vraag me hardop af hoeveel tepels een varken
eigenlijk heeft, maar bedenk me vooral dat ik nóóit meer mag klagen. Want wat
stellen een ruziënde Vera en Thomas nou helemaal voor, in vergelijking met
twaalf krijsende biggen die bovenop hun moeder heen en weer banjeren? Ik kan
tenminste nog een kinderboerderij opzoeken om uit te razen, als het even nodig
is. Voor mama varken geen uitvluchten, zij ís de kinderboerderij. Dus de
volgende keer dat Vera en Thomas zo’n kibbel-en krijsmiddag hebben, zal ik
terugdenken aan haar en de twaalf gillende biggen. Dan zal ik me bedenken dat
het altijd erger kan, en dat zelfs mama varken haar rust wist te bewaren en de
biggen zelf hun ruzie liet uitvechten. Wat een leerzame middag.
Reacties
Een reactie posten