Andere doterham
“Ik wil wone doterham”, jammert Thomas aan de ontbijttafel.
Ja hoor, het is weer zo ver. We zijn op vakantie en er is weer gedoe over het
brood. Altijd hetzelfde liedje. We zijn nota bene gewoon weg in eigen land en
hebben samen boodschappen gedaan, Thomas en ik, bij de plaatselijke supermarkt.
Zo heel anders-dan-anders ís dat brood helemaal niet. Dezelfde vorm, volkoren,
met sesamzaadjes op de korst. Het komt alleen niet van onze vaste supermarkt,
maar van een andere grote keten. En zit dus in een andere zak.
Maar ik mag niet klagen, want toen Thomas net bij ons
woonde, eindigde alles wat een keer anders was en elke overgang van het ene
naar het andere moment in een soort episch filmdrama. Dat betekende
bijvoorbeeld krijsen als een speenvarken bij het uitdoen van zijn schoenen,
elke keer na het buitenspelen, tranen met tuiten huilen bij de overgang van
winter- naar zomerjas en vice versa en alles weer direct terugzetten op de
exacte eerdere locatie, als ik weer eens een vaasje of fotolijstje had
verplaatst in huis. Dag in dag uit wilde Thomas dat alles hetzelfde bleef.
Natuurlijk was dit logisch. Er was namelijk al zoveel
veranderd. Thomas was nog geen twee jaar oud toen hij bij ons kwam, en wij
waren het vierde gezin waarvan hij deel uit ging maken. Zijn komst was gepland
en zo zorgvuldig als maar mogelijk voorbereid, met meerdere bezoekjes over en
weer, foto’s die werden uitgewisseld, zijn kamertje wat gezellig werd ingericht
en zijn ledikantje wat werd opgemaakt met frisgewassen lakentjes.
Toch was het een brute overgang voor kleine Thomas, toen
zijn pleegopa- en oma (die hij overigens nog steeds regelmatig ziet) hem kwamen
brengen. Het was één van de eerste dagen van de zomer, nu bijna vier jaar
geleden. Ik zie nog de angstige, vragende blik in zijn ogen, toen we hen
uitzwaaiden. Praten kon hij niet, maar hiermee sprak hij boekdelen. Hoe goed
kun je een kind van nog geen twee jaar oud eigenlijk voorbereiden op zo iets
heftigs?
Gelukkig was er de tijd. Nadat alle dozen waren uitgepakt en
ons huis gevuld was met speelgoed en kleine jongenskleertjes, kwam het wennen.
Aan elkaar, weer een kindje in huis, het ritme. Aan zijn karakter, zijn
geluiden, zijn geur. Langzaamaan, steeds beter, leerde ik zijn taal te spreken
en kwam hij dichterbij. Waar hij eerder
zijn veiligheid zocht in het alles-maar-hetzelfde-houden, kwam er nu ruimte om
zich vast te klampen aan mij. De schoenen mochten uit, de winterjas mocht aan,
de vaasjes en fotolijstjes mochten zelfs op een andere plek, zolang ik (of manlief)
maar in de buurt was om het hem uit te leggen en hem houvast te bieden.
Maar ander brood, dat is schijnbaar nog een brug te ver.
Daar kan geen mama (of papa) tegenop. Gelukkig vond ik nog een (inmiddels
enigszins taaie) krentenbol, van huis meegenomen. Tevreden smakkend peuzelde
Thomas hem op. Wij bedachten ondertussen een list, een leugentje om bestwil: de
volgende vakantie gaat er een lege broodzak mee, met het etiket van onze eigen
vaste supermarkt erop. En die vullen we ’s avonds laat, als Thomas al lang
slaapt, gewoon stiekem met lokaal volkorenbrood (uiteraard mét sesamzaadjes op
de korst). Sssst, niet verder vertellen hoor…
Reacties
Een reactie posten