De wereld op zijn kop


"Whaaargh!" Een rauwe oerkreet klinkt uit Thomas' mond. "Aaaah!" Hij gilt het uit. Nog net op tijd weet ik te voorkomen dat zijn rechtervoet hard op mijn wang belandt. Mijn linkerarm begint lichtjes te trillen. Wat is hij sterk geworden. Om te voorkomen dat hij zichzelf of mij pijn doet liggen we ineengestrengeld op de bank. Ik moet mijn uiterste best doen hem in bedwang te houden. We lijken wel twee volleerde worstelaars, alleen het glimmende gympakje ontbreekt nog bij ons beiden. Plus het feit dat samen een potje worstelen iets leuks zou zijn. Want dat is dit bepaald niet: dit is een gevecht tussen Thomas en zijn frustraties. En ik? Ik ben de dupe.

Al wekenlang kan er bijna niets. Niet naar school, niet naar de zorgmanege, niet naar opa en oma. Alles is ineens anders, de wereld staat op zijn kop. En dat allemaal door een eng, ongrijpbaar virus waar allerlei mensen heel erg ziek van worden en zelfs aan kunnen overlijden. Ik merk dat het voor mijzelf al ontzettend veel is om te kunnen bevatten, dus ik snap dat er in Thomas' hoofd regelmatig kortsluiting ontstaat. Als gevolg van zijn verstandelijke beperking is de wereld voor hem lastiger te begrijpen. Zijn houvast bestaat uit vaste structuren. Terugkerende rituelen bieden hem rust. Op maandag is er gymles op school, op woensdagmiddag gaat hij paardrijden met zijn vaste begeleidster, op vrijdag eet hij tosti's in de klas: allemaal dingen die nu niet doorgaan.

Hij doet zijn best, de hele week. Wij werken hard om een nieuwe duidelijkheid voor hem te creƫren: twee keer in de week beeldbellen met zijn docenten, de ene keer samen woordjes lezen, de andere keer teloefeningen doen. Iedere middag samen wandelen met de hond. Op vaste tijden eten, gaan slapen en weer opstaan. Maar het is niet genoeg, Thomas' wereld blijft onverstoorbaar ondersteboven hangen. De spanning bouwt zich op tot een wekelijks terugkerend ritueel waarbij hij alles op mij botviert. Telkens op vrijdag, alsof hij het plant. Zelfs in zijn driftbuien speelt Thomas' hang naar structuur nog mee.

Terwijl hij roept, slaat en spartelt fluister ik zachte woordjes in zijn oor. "Ik weet dat je verdrietig bent dat alles anders is nu. Ik snap dat je de juffen mist. En opa en oma hebben we ook al zo lang niet gezien. Je mag huilen, je mag bang zijn. Het is een rotvirus en ik word er ook heel verdrietig van". Plotseling zijn ze daar, de tranen. Eerst bij mij en dan bij hem. De worsteling is voorbij. Toch houden we elkaar nog even stevig vast. Samen huilen we om de wereld, onze wereld, die volledig op zijn kop staat nu.

Reacties

Best gelezen berichten