Een bijzonder schouderklopje
‘Volgens mij moet ik nog ergens filmpjes hebben van toen zij klein waren.’ Mijn mans oom knikt in de richting van Vera en Thomas. ‘Ja hoor, die staan op de computer,’ valt zijn tante hem bij. Het is jaren geleden dat we hier waren, want dit kleine dorpje in het uiterste noorden van het land is voor ons niet om de hoek. Het is fijn om op ons gemak bij te kunnen praten met deze lieve mensen, die al het hele leven van mijn man ontzettend belangrijk voor hem zijn. Er is koffie, thee en verse boterkoek. Maar vooral: ontspanning.
Vera vertelt over haar start op de
middelbare en hoe leuk haar nieuwe vriendinnen zijn. Thomas heeft het over wat
hij allemaal heeft geleerd op dansles en op welk paard hij het liefste rijdt op
de manege. ‘Maar wat voor filmpjes zijn dat dan,’ wil Vera na een poosje weten.
‘Kom mee, dan laat ik ze zien.’ Even later zitten we met zijn vieren om de laptop.
Binnen drie muisklikken zijn we elf
jaar terug in de tijd. Ik zie het meteen, aan de schoentjes die ze toen
droegen. Mijn moeder had ze gekocht: paarse voor Vera en bruine voor Thomas. Ze
rennen er wild op heen en weer: in hun peutertijd zaten Vera en Thomas geen
seconde stil. ‘De hooligans,’ noemden we ze weleens gekscherend.
‘Kijk nou eens hoe schattig ik toen
was, met dat kleine staartje op mijn hoofd,’ lacht Vera. Thomas slaat vol
schaamte de handen voor zijn gezicht: ‘Wat erg zeg, toen kon ik nog niet eens
praten.’ Ik glimlach vertederd. Wat een kaboutertjes waren het, met die gekke
korte beentjes.
Maar er gebeurt ook iets anders:
een intense vermoeidheid overvalt me. Het volgende filmpje start. Thomas maakt
een hoog, schreeuwend geluid. Hij wil iets duidelijk maken maar kan nog niet
vertellen wat. Ik zie hoe mijn man en ik wanhopig proberen te voorkomen dat hij
compleet uit zijn stekker gaat. Ondertussen trekt mini-Vera steeds harder aan
mijn mouw, want het zal toch niet gebeuren dat haar broertje meer aandacht
krijgt dan zij?! Ik slaak een diepe zucht: de zorg voor twee kleintjes die veel
te veel bagage met zich meedroegen was zwaar, loodzwaar.
Vlak voordat we vertrekken, als de
laptop allang weer is dichtgeklapt, klopt de oom me op mijn schouder: ‘Het zijn
echt leuke kinderen. Dat hebben jullie goed gedaan.’ Nomaliter wuif ik dit
soort complimenten zo snel mogelijk weg. Ik ben immers heel blij dat Vera en
Thomas in ons leven zijn en dat wij door de zorg voor hen het ouderschap mogen
ervaren. Maar dit schouderklopje komt ineens wél binnen. Ik voel mijn ogen
vochtig worden. ‘Dank je, dat ben ik helemaal met je eens.’
Terwijl we wegrijden uit het hoge
noorden maakt mijn vermoeidheid, bijna onopgemerkt, plaats voor iets heel
anders. Voor het eerst in elf jaar laat ik dit gevoel toe: ik ben enorm trots
op mijzelf.
Reacties
Een reactie posten