Vriendschap
Soms vraag ik me weleens af of het Thomas zal lukken om vriendschappen
op te gaan bouwen. Hij is nu bijna zes
jaar en wil heel graag met andere kinderen spelen, maar het lukt vaak niet
echt. Met oudere kinderen die de leiding nemen en heel duidelijk naar hem toe
zijn, komt het soms wel eventjes tot samen spelen, en daar geniet Thomas dan
zichtbaar enorm van. Vaker echter snapt
hij instructies niet, of trekt hij uit concentratiegebrek toch zijn eigen plan.
Andere kinderen doen dan vaak, heel lief, nog wel één of twee pogingen om hem
erbij te betrekken, maar meestal lukt dit niet meer en haken ze, logischerwijs,
af. Dus speelt Thomas alleen, of naast andere kinderen. En dat is natuurlijk
prima.
Maar het sociale dier in hem lijkt hongerig naar meer: hij
stapt op jong en oud af voor een praatje en maakt gemakkelijk contact. Kinderen
verstaan hem niet altijd goed en kijken mij dan vragend aan, of werpen een
schichtige blik naar hun eigen ouder en soms lopen ze ook gewoon weg. Thomas
lijkt hiervan (nog) weinig last te hebben, vluchtig als hij is, fladdert hij
weer naar een ander toe. Hij lijkt in het aangaan van contacten niet gehinderd
door enige gene en heeft niet door dat hij regelmatig niet goed wordt begrepen. Wat
hij wél wilt maar wat minder goed lukt, is echte vriendjes maken: afspreken om bij
elkaar thuis te spelen, kinderfeestjes vieren, samen leuke dingen doen. Maar
helaas, op sporadisch contact met één klasgenootje na, blijft dit tot op heden
uit. En ja, daar wordt hij weleens verdrietig van, en ik eigenlijk ook wel een
beetje.
Denkend aan vriendschappen en hoe extra ingewikkeld dit kan zijn als je een beperking hebt (neem
alleen al de praktische obstakels zoals vervoer naar school met verschillende busjes),
moet ik ineens denken aan Joop en Nico. Jaren geleden leerde ik hen beide
kennen, toen ik naast mijn studie als invalkracht op een woongroep voor mensen
met een ernstige verstandelijke beperking werkte. Joop, een oudere man met het
syndroom van Down en beginnende alzheimer, kwam daar wonen nadat hij niet
langer op zijn oude woonplek terecht kon vanwege zijn achteruitgaande geheugen.
Er was meer zorg voor hem nodig, en dat kon hij krijgen op de woongroep waar
ik werkte. Joop had veel familieleden, die regelmatig op bezoek kwamen. Maar
zijn meest trouwe bezoeker was Nico, zijn beste vriend, met wie hij altijd
samen had gewerkt op de sociale werkplaats. Elke week reed Nico in zijn kleine
zwarte autootje naar ons toe om Joop te bezoeken. Aanvankelijk gingen ze nog
weleens samen wandelen, maar de gezondheid van Joop ging in rap tempo
achteruit, en al snel ging lopen niet meer zo best. Dus duwde Nico de zware
rolstoel van Joop voort, zodat ze toch samen even naar buiten konden voor hun
vaste rondje. Joop raakte verder en verder in de war en kon niet goed meer praten.
Maar het autootje van Nico kwam nog steeds elke week voorrijden. Nico hielp Joop
met drinken, later lepeltje voor lepeltje, met ingedikte vloeistof vanwege
verslikkingsgevaar. Soms zaten de vrienden simpelweg samen, stilzwijgend naast
elkaar, terwijl Nico de hand van Joop vasthield en hem zachtjes aaide. Toen
Joop overleed reed Nico voor de laatste keer met zijn autootje naar hem toe.
Huilend kwam hij binnen, zijn vriend was er niet meer.
Als ik denk aan de onvoorwaardelijke vriendschap die er
tussen Nico en Joop was, word ik warm van binnen. Beide mannen hadden een
verstandelijke beperking. Er waren allerhande praktische bezwaren, die hun
vriendschap in de weg zouden kunnen staan. Maar dat deden ze niet, dat lieten
Nico en Joop niet toe. Zij hoorden bij elkaar, wat er ook gebeurde. Dat is wat
vriendschap is: er willen zijn voor elkaar. Ongeacht leeftijd, beperking of
afstand. En dat geeft mij hoop. Hoop dat Thomas ook een Nico zal vinden, die
met zijn autootje (of bus, of brommer, of driewieler) voor komt rijden, om
samen een machtig mooie tijd te beleven.
Reacties
Een reactie posten