Zielig pleegkind
‘Je had echt dat gezicht van Esmé moeten zien, mam. Ze kreeg nog net geen tranen in haar ogen. Pfff… alsof ik zielig ben ofzo.’ Vera’s stem klinkt licht verontwaardigd. Terwijl ze me vanaf de overkant van de eettafel aankijkt slurpt ze fanatiek een lange sliert spaghetti naar binnen. We eten haar lievelingskostje. De eerste maanden middelbare school zitten erop en eerder deze week bezocht mijn man de kennismakingsavond voor ouders. Vandaag had Vera’s mentor erover nagepraat met de klas: ‘Ik kon meestal direct zien wie jullie ouders waren, wat een gelijkenissen zeg!’ Er werd volop gegrinnikt en er ontstond een heel gesprek over erfelijke eigenschappen en grappige familietrekjes. Normaal is Vera niet zo open over onze gezinssituatie. Opvallen en anders zijn is niet iets waar onze vaak ietwat nukkige puber op zit te wachten. Maar in haar nieuwe klas, nu dit onderwerp zo direct ter sprake was gekomen, had ze het toch ineens verteld: ‘Ik lijk niet op mijn ouders. Nou ja, wel op mijn biologische ouders, maar niet op de ouders die voor mij zorgen. Ik woon namelijk in een pleeggezin.’
‘Wisten de kinderen in je klas wel wat pleegzorg inhoudt?’ Vragend
kijk ik Vera aan. ‘Mwah, niet echt denk ik, maar de mentor heeft het een beetje
uitgelegd. En ik maakte nog een grapje over hoe wit jullie zijn en hoe komisch
dat eruit ziet in de zomer naast mijn mooie bruine huid. Vooral die benen van
jou, die lijken wel glow in the dark.’ Ik krimp ineen en sla theatraal
mijn handen voor mijn ogen. ‘Maar ik denk dat de meesten het toch niet snapten,
want het enige wat ze zeiden was hoe verschrikkelijk ze het voor me vonden.’ Ik
knipoog naar Vera. ‘Je hebt het natuurlijk ook wel heel zwaar hier thuis, vind
je ook niet?’ Ze grijnst. ‘Ik heb nog gezegd dat ik het gewoon fijn vind zo, en
dat ik het niet anders gewend ben. Toch bleven al die meiden me aankijken alsof
ik in een middeleeuws weeshuis woon, als een soort Annie. Of nee, als Assepoester, bij die boze
stiefmoeder.’ ‘Nou, aan de slag dan maar, meid. Afruimen, poetsen, stofzuigen.
Hup, hup!’ Lachend stapel ik de lege borden op, wetend dat deze stiefmoeder
weinig spontane hulp van haar Assepoes kan verwachten.
Die avond, wanneer de kinderen allebei op bed liggen, plof
ik met een diepe zucht naast mijn man op de bank. ‘Zijn ze echt zo sneu, onze
Vera en Thomas? Hebben ze medelijden nodig? Ze hebben inderdaad het nodige
meegemaakt en ze kunnen niet bij hun biologische ouders wonen, maar zijn opgescheept
met ons; twee bleekscheten die de helft van de tijd ook maar een dotje doen.’ Eigenlijk
weet ik het antwoord al, maar het is toch fijn mijn man het hardop te horen
zeggen: ‘Lieverd, wat een onzin. Vera zei het zelf al hè? Ze vindt het gewoon
fijn zo.’ Ik knik: daar is niks zieligs aan.
Reacties
Een reactie posten